Ruim vier maanden bijna vijf, zijn we watertorenbewoners. Er is een hoop gebeurd in en rond de toren, maar soms zie ik de veranderingen niet. Ik had meer foto’s moeten maken, voor en na-tjes, ik ben gek op voor en na-tjes. Alles gaat in stapjes, het is een project, dus alles kan niet gelijk. Maar soms wil ik wel alles gelijk. Groter, sneller, meer. Tegelijkertijd hou ik me zelf voor dat dat echt niet hoeft. Het is allemaal oké.
Een tijd geleden werden we gevraagd of we mee wilden doen aan een programma van de npo over mensen die in bijzondere huizen gaan wonen en de boel verbouwen. Een ‘Ik vertrek’ variant, maar dan in eigen land. We bedankten vriendelijk voor de eer. Ergens bijna jammer want ik praat al mijn hele leven tegen ‘de mensen thuis.’ Een vreemde gewoonte, een soort Truman show, alsof ik continu gefilmd word. Maar als het echt op camera’s aankomt, duik ik liever weg. En zei ik tegen degene die er naar vroeg: ‘Ze zijn er op uit om je te zien falen.’ Bij het ‘Ik vertrek’ programma, waar ik overigens dol op ben, smul je er toch stiekem van als het allemaal niet zo lekker loopt. En het loopt ook zelden echt vlekkeloos. Plaatsvervangende schaamte als je ziet hoe ze stuntelen met de taal, heerlijk ongemakkelijk. Mensen die naar Frankrijk vertrekken omdat ze zich zo opgejaagd voelen door de Nederlandse maatschappij en vervolgens geen vrij uurtje overhouden, omdat ze zich de tandjes moeten werken om alles klaar te krijgen. Alles moet af! En snel! Vaak natuurlijk om financiële redenen, maar ook omdat het in onze aard zit. Verbouwingen, verhuizingen, mensen kunnen er van doordraaien. Ik weiger het. We wonen hier, we leven hier, mañana is ook goed.
Soms zijn het kleine probleempjes die we getackeld hebben. Een trapvoederbak bijvoorbeeld voor de kippen. Een stalen bak met een plateautje, waar als er een kip op gaat staan er een klepje opengaat en voilá: voer. Gaat er een rat op staan, dan gebeurt er helemaal niets. Hasiekiedee, geen last van ratten meer. Natuurlijk zien we er nog weleens één wandelen, maar dat mag. Zolang het bij wandelen blijft en het geen bacchanaal wordt met 10 vriendjes.
Soms zijn er grotere projecten geweest, zoals het aanpakken van de paardenkastanje door de boomverzorger in de familie. Of het verstevigen van de vloer in de keuken, samen met de beste mattie van Remko uit Rossum.
We hebben er inmiddels ook een huisgenote bij, de jongste dochter van mijn broer woont doordeweeks bij ons. Heel gezellig en zorgt op de één of ander manier nog meer voor een thuisgevoel.
Eigenlijk gaat het best lekker, angstjes worden ook minder. Al heb ik het idee dat één angst niet geheel onterecht was…de paddenplaag. Ja er zit er één te lachen boven, de tuin zit vol met kleine padjes. Of bruine kikkertjes, maar ik denk toch padjes. Ze zijn zo klein, dat het nog schattig is. Maar net kwam ik een iets grotere versie tegen en die was minder grappig. Ook een hagedis zag ik, een geel, oranjeachtige, ik wist ‘m nog net uit de snavel van Hepie te redden. Bijzonder, zo vaak zie je geen hagedissen in Holanda.
Bij ‘Ik vertrek’ vind ik het ook leuk om te zien als mensen het ‘m gewoon wel flikken en een succes van iets maken. Wij fantaseren er op los op warme zomeravonden ( die drie die we voorbij hebben zien komen de afgelopen maanden…) en als er maar een kwart uit komt, van wat we allemaal bedenken is het al fijn. Poco a poco mensen. En hopelijk zijn wij die figuren die het project laten slagen. Met de taal hebben we in ieder geval geen probleem.