´Never grow up, it’s a trap´, staat er op één van mijn vele notitieboekjes. Mooi, maar ontkomen we er wel aan?
Mijn jeugdvriendinnetje en ik hadden een rijke fantasie en toen we rond de zes of zeven jaar oud waren hadden we een aantal scenario’s waar we uit konden kiezen als het pauze was. Van cowboytjes (omdat we fan waren van Lucky Luke) tot deftige dametjes. Onze mouwen haalden we onder onze jas vandaan en schoven die tot halverwege onze handen vlak onder onder onze vingers, dat waren dan nette handschoentjes. De deftige dametjes hadden beiden een paard en zaten daar heel chique in amazonezit op, dus met de benen aan één kant…Het moet een koddig gezicht zijn geweest, twee kleine meisjes die zijwaarts over het schoolplein huppelden. Het hoekje dat was ontstaan door het lage ijzeren hek dat openstond was onze make-upkamer. Het schoolplein had een groot vlak met net een ander kleur grijze stenen dan de rest. Dat was ons zwembad. Ik weet nog dat we een keer berispt werden door de juffrouw en we op moesten staan, anders zouden we blaasontsteking krijgen van het zitten op de koude tegels. Juffrouw Reitsema begreep ook niets, we zaten daar prinsheerlijk aan ons eigen zwembad nota bene en het was zomer. Oké het was eind winter, maar kom op. Iets verderop stonden nog wat vreemde boomstronken. In die tijd was er op de televisie een fantastische tekenfilm ‘de familie Robinson’. De familie woonde in een geweldige grote boomhut en al snel werden de boomstronken onze boomhut. We liepen ook gewoon echt de trappen op.
Hoe ouder je wordt, hoe minder je gaat spelen. Ergens zal het een natuurlijke gang van zaken zijn, maar aan de andere kant leert school je al snel genoeg dat het leven geen spel is, althans dat het zeker niet zo hoort te zijn. Het zijn niet alleen de school en je ouders die je opvoeden, maar ook je land. En binnen dat land bezit soms een dorp of een stad nog zijn eigen cultuur. En binnen die cultuur heb je nog weer buurtculturen en andere subculturen. En de tijd die een dikke stempel drukt op ‘hoe het moet en hoort.’ Toen mijn moeder trouwde, was het ongehoord dat ze door bleef werken. Als je nu zegt dat je huisvrouw bent, word je meewarig aangekeken. De media geven ons het gevoel dat we vooral maar moeten kopen, kopen en nog eens kopen om er een beetje bij te horen. Daarnaast wil iedereen uniek zijn, maar als je een baard hebt en een knotje op je hoofd is de kans niet gering dat er nog meer van jouw soort rondlopen. Maar goed, laten we vooral een beetje meedoen en ons normaal gedragen. Er zijn mensen die denken dat er minder oorlog zou zijn als er geen religie was, zonder te beseffen dat de oorlog in ons allen zit. We maken continu verschil, in rangen en standen en wat we maar kunnen verzinnen. Allemaal hebben we onze eigen denkbeelden en die van ons zijn de enige echte juiste, want ze komen van ons af en wij zijn nou eenmaal de beste. ´Jammer dat de watertoren niet door een echte Bommelaar is gekocht´, zei iemand laatst tegen ons. ´Ja knul, dacht ik later, `een pluim voor je alternatieve uiterlijk, spijtig van je chauvinistische ideeën. Chauvinistisch is vast niet het juiste woord voor overdreven stadsliefde, maar ik weet zo gauw niks beters. Stadtriotisme ofzo.´ Er komt weer een oude strijdvaardige rapster in mij boven, ook al staat het dan niet op rijm. Pas op voor de toorn van de Erikava’s.
Ik voel me nog weleens een cowboy en op mijn werk een deftig dametje. En als ik in onze toren de trappen oploop, ben ik daar toch in ene in die boomhut. Ik verlang er weleens naar om ‘normaler’ te leven, omdat me dat simpeler lijkt. Maar het lukt me geloof ik niet.
Dan maar een beetje zijwaarts door het leven huppelen. Want eerlijk is eerlijk: ‘We never grow up, we just grow old.’