Nu is januari nooit mijn favoriete maand geweest, maar ik vond het bikkelen afgelopen tijd. En ik was de enige niet, zo viel mij op in mijn omgeving. Er werd een hoop afgebikkelt. Grijs vochtig rotweer hielp de gemoederen niet mee een beetje optimistisch te zijn. De watertorenheer was weer vertrokken, dus ik kon ook niet zo goed schuilen. De weekenden waren fijn, want ik probeer wel steeds te vluchten in ´leuke dingen doen.’ Dat kan ik wel.
Soms heb je het idee dat je wel altijd moet doen alsof alles maar leuk en aardig is. En op de vraag: ‘Alles goed’ zeg je maar ‘ja’, want dan ben je er weer vanaf en je hebt ook lang niet altijd zin om te vertellen over hoe en wat. De Remkoos heeft veel op terreinen gewerkt, waarin men net even wat grover in de mond was en kwam dan zelf goed beslagen ten ijs door te vragen: ‘Hey, alles kut?’ (Excusez le mot). Ik vind het wel een mooie vraag. Veel makkelijker te beantwoorden vaak.
Ik lees wel aardig veel boeken de laatste tijd, lekker is dat. Mooie zinnen kom je soms tegen. (Uit ‘De zwarte met het witte hart’; Arthur Japin; blz 213:) ‘Hoe goed bedoeld ook, sympathie is als het stevig strelen van een bloeduitstorting, je wordt je bewust van verwondingen die je nog niet had ontdekt.’ Diep hè? Denk daar maar eens over na. Nee, ik zal het wel uitleggen.
‘Knap hoor, jij alleen zo in die toren, ik doe het je niet na.’ Ja…ik vind het ook eigenlijk stiekem wel stoer van mezelf. En ik wil daar helemaal niet zielig over doen. En je mag me er best complimentjes over geven en toch…Soms vat ik het dan ook op als sympathie en begint het kalmpjes aan een beetje zeer te doen. Dan denk ik: Getverpielenkens, zit ik daar weer alleen te bikkelen en te klooien met temperaturen en dingen en oncomfortabel en alles. En dan vloek ik even en voel ik me toch een beetje sneu. En ik haat sneu, want ‘sneu’ daar hebben we het niet over, maar maken we er zelf alleen maar van in ons hoofd.
Toch heb ik me gewoon wel geuit in mijn directe omgeving. Want het helpt. Als jij open bent, zijn anderen ook open en hoor je een hoop verhalen. En kom je erachter dat mensen je heus wel willen helpen en dat hulp soms uit onverwachte hoek komt. En dat mensen echt niet per definitie advies geven waar je niet op zit te wachten of je medelijden geven, wat je ook niet wil. Mensen…eigenlijk zijn ze best wel oké.
Inmiddels is het februari en vriest het. Kan me niet schelen, de zon schijnt. En mijn lichaam kan heel goed tegen kou. ‘Dit is weer, waar wij Nederlanders wel bij varen’ hoorde ik vandaag zeggen. En ik geloof dat het waar is. Ik wel in ieder geval.
Een enkele keer kijk ik nog wel eens naar mailtjes die ik ontvang van een makelaar. Kijken naar andere huizen, alsof ik een beetje vreemd ga. Ik krijg er eerlijk gezegd nooit honger van. Ik hou namelijk zielsveel van onze watertoren, ons torentje, het is me er eentje. En laatst heb ik weer een nieuwe spreuk gemaakt: ‘Als je avontuur wilt, moet je offers brengen. ’ En ik wil avontuur.
Wandelend door de vrieskou met de zon op mijn kop, hoor ik het liedje ‘We beginnen pas’ van de Dijk rondzingen in mijn gedachten. En dan vooral het refrein. ‘Alles komt terecht, we zijn er nog niet, maar we zijn onderweg.’
Trouwens, als je me ziet, mag je me best vragen ‘Alles k&*?’ Ik zal je naar eer en geweten antwoord geven.